Voorstelling project
Ik wil je - blijf bij me - hou van me
Projectvraag
De werkgroep continuïteit, binnen het Intersectoraal Regionaal Overlegnetwerk Jeugdhulp (IROJ) West-Vlaanderen, voert een onderzoek naar het belang van relationeel en participatief werken in een ondersteuningstraject. Ons onderzoek, in kader van een bachelorproef van VIVES, is hier een deelaspect van. Het voornaamste doel is om de aspecten relationele continuïteit en participatie onder de aandacht te brengen. De werkgroep continuïteit meent dat deze meer aan bod kunnen komen tijdens de ondersteuningstrajecten. Er werd al veel onderzoek naar efficiënte hulpverlening verricht, maar de relationele continuïteit en participatie komen eerder gering aan bod.
In dit onderzoek komt de beleving van de respondenten naar voor. De respondenten zijn kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk, waarvan de kinderen en jongeren omwille van de COVID-19 maatregelen terug huiswaarts keerden. Zo hopen wij het belang van een participatieve basishouding en relationele continuïteit in een samenwerking met cliënten (kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk) te benadrukken. En hulpverleners extra warm te maken om deze aspecten te integreren in hun ondersteuningstraject.
Doel bachelorproef
Als bachelorproefgroep gingen we aan de slag met kinderen en jongeren die in een residentiële voorziening verbleven, maar omwille van de corona-crisis (tijdelijk) terugkeerden naar de thuiscontext. Deze beslissing werd in een versneld tempo genomen, waardoor er te weinig zicht was op hoe de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk deze plotse beslissing hebben ervaren.
Omdat de overheid maatregelen had genomen om verdere verspreiding van het corona-virus in te perken, was de setting van deze bachelorproef niet ideaal. Er mochten enkel nog essentiële verplaatsingen plaatsvinden, iedereen moest dus thuis blijven. Hierdoor is de inhoud van de bachelorproef aangepast. Het was de bedoeling om in te spelen op de moeilijke context waarin de jeugdhulp zich bevond.
De bevraging van de respondenten ging door eind mei 2020. De overheid begon stilaan de maatregelen van de lockdown te versoepelen. Zo mochten er al vier externe mensen in de bubbel zitten.
We kregen van onze projectindiener, het agentschap Opgroeien afdeling Continuïteit en Toegang West-Vlaanderen, de opdracht om een onderzoek uit te voeren naar de beleving van de relationele continuïteit en participatie tijdens deze corona-crisis. Met name de beleving op het moment dat kinderen en jongeren (tijdelijk) in de thuiscontext bevonden omwille van de genomen COVID-19 maatregelen.
Met dit onderzoek bevroegen we op welke manier deze kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk een stem kregen in de wijzigingen van hun ondersteuningstraject en hoe ze dit ervaren hebben.
Daarnaast gingen we na wat deze nieuwe situatie betekent voor de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk op vlak van hun interpersoonlijke relaties (hulpverleners, sociaal netwerk, elkaar).
Over ons
Wij zijn zes laatstejaarsstudenten aan de Hogeschool VIVES te Kortrijk. In teken van het behalen van ons professionele bachelordiploma hebben we gekozen voor de bachelorproef: "Ik wil je - blijf bij me - hou van me." Hieronder stellen we onszelf kort voor:
Nina T., 22 jaar, studente toegepaste psychologie, afstudeerrichting: klinische psychologie.
Imaani P., 21 jaar, studente toegepaste psychologie, afstudeerrichting: klinische psychologie.
Jinthe DL., 20 jaar, studente toegepaste psychologie, afstudeerrichting: school en pedagogische psychologie.
Margot V., 20 jaar, studente orthopedagogie.
Laura M., 21 jaar, studente orthopedagogie.
Maura D., 21 jaar, studente maatschappelijke veiligheid.
Relationele continuïteit en participatie
Relationele continuïteit
Relationele continuïteit heeft betrekking op een stabiele therapeutische relatie tussen de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk met één of meerdere zorgverstrekkers.
Een vertrouwensband tussen de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk met de hulpverlener heeft een positief effect op de effectiviteit van een hulpverleningstraject. Het opbouwen van een veilige band met een hulpverlener helpt om de veerkracht van deze mensen te vergroten.
Relationele continuïteit heeft ook betrekking op de ruimere omgeving van de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk. De context heeft echter een grote invloed in de leefwereld van de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk, idealiter wordt deze ook betrokken in het hulpverleningstraject. Hiernaast is er ook nood aan vertrouwen en een samenhangende zorg tussen het sociale netwerk en de hulpverlener.
Daarnaast gaat het ook over het naadloos op elkaar aansluiten van de hulpverlening op de verschillende hulpverleningsmodules.
Binnen het wisselen van hulpverleningsmodules vallen er dus geen periodes waarin de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk niet van een hulpverleningsvorm wordt voorzien.
Participatie
Participatie gaat over de betrokkenheid van de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk in het hulpverleningstraject.
Dit houdt dus in dat de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk kunnen meedenken, meebeslissen, mee uitvoeren en mee evalueren over zijn eigen traject.
Op deze manier worden ze ingezet als een professional in zijn eigen belevingen, leefwereld en adviezen.
Daarnaast vallen ook de gezinsleden en hun sociaal netwerk onder de professionals in het hulpverleningstraject van de kinderen en jongeren.
In het aannemen van een participatieve basishouding door de hulpverleners is het niet enkel van belang om hen actief te betrekken, maar ook zijn of haar omgeving.
Methodiek
Bevraging van de respondenten
Interview
De bachelorproefgroep heeft ervoor gekozen om de beleving van de respondenten te bevragen aan de hand van een semi-gestructureerd interview. Hiervoor hebben werd een topiclijst met vragen opgesteld. In totaal waren er drie topiclijsten, één voor kinderen tot 10 jaar, één voor jongeren en één voor de ouders. Dit om steeds op maat van de respondent aan de slag te gaan. Aan de hand van deze topiclijst werden de kinderen, jongeren en hun sociaal netwerk bevraagd over de stem die ze kregen in de veranderingen van het traject en wat de nieuwe situatie betekent op vlak van hun interpersoonlijke relaties. Deze soort van bevraging gaf ons de kans om de regie van de gesprekken ten dele bij de respondent te leggen. De vragen werden voldoende open opdat de respondent steeds de kans kreeg om een uitgebreid antwoord te kunnen geven.
Signal
Omwille van de corona-crisis werd de bachelorproefgroep genoodzaakt om aan de hand van onlinecommunicatie in contact te treden met de respondenten.
Tijdens het uitvoeren van een onderzoek is het steeds van belang dat de privacy en de anonimiteit van de respondenten ten alle tijde gewaarborgd kan worden.
Omwille van deze voorwaarde werd er gebruik gemaakt van de app 'Signal'. Deze app is speciaal ontworpen om de privacy van de betrokken personen te kunnen waarborgen. Dit in tegenstelling tot gekende apps, zoals Whatsapp en Messenger.
'Signal' bleek dan ook nog eens erg toegankelijk en gebruiksvriendelijk, ideaal voor gezinnen met weinig online vaardigheden.
Ook kan er via de app gechat, gebeld en zelfs gevideocalld worden. Zo kon de keuze bij de respondenten gelaten worden op welke manier van communiceren zij prefereerden.
Signal. (z.d.). Logo [Illustratie]. Opgehaald van https://signal.org/#signal
Rapportage
Resultaten
Participatie
Kinderen en jongeren
Uit de interviews met de jongeren bleek dat er weinig betrokkenheid was van de jongere in de beslissing over de terugkeer naar de thuiscontext. De meerderheid van de jongeren gaf aan niet gehoord te worden in deze beslissing.
“Ik heb hier wel niet voor gekozen om terug naar huis te keren maar het was wel oké voor mij.”
“Mijn begeleidster heeft mij dat gewoon gezegd.”
“Vic (vader) heeft me verteld dat ik terug naar huis mocht.”
Vervolgens gaf één van de jongeren aan wel betrokken te zijn in de beslissing om naar huis te gaan. Deze kreeg de keuze tussen het verder verblijven in de voorziening of gedurende de corona-crisis thuis te verblijven.
Hierbij stelde de jongere dus dat de voorziening rekening hield met zijn/haar mening.
“Ze vroegen me of ik omwille van de corona-crisis twee weken wou terugkeren naar huis. Ik stelde hiermee in. Na deze drie weken mocht ik opnieuw kiezen. Ik heb ervoor gekozen om toch nog thuis te blijven. In totaal verbleef ik drie maand thuis.”
“Ze hielden echt wel rekening met mijn mening.”
Participatie
Ouders
Uit de antwoorden van de ouders kwam er een andere trend naar voren. Zij gaven aan wel voldoende participatie te hebben ervaren in de terugkeer van de kinderen en jongeren naar de thuiscontext.
“Ik kreeg de keuze om mijn zoon in de voorziening te laten verblijven of in huis te nemen. Voor mij was de keuze snel gemaakt om hem naar huis te laten keren.”
“Toen de corona-crisis begon, liet de voorziening weten dat een grote groep niet mogelijk was en dat bepaalde kinderen tijdelijk naar huis mochten keren. Zelf vroeg ik ook of ze mochten komen, thuis zijn ze tenminste veilig en zo kan ik ze meer zien dan dat ze in de voorziening bleven.”
Er werd vastgesteld dat de ouders voor de corona-crisis konden mee participeerden in het leefgroep gebeuren. De ouders kregen de kans om de ouderrol op te nemen binnen de voorziening en er was steeds ruimte voor een gesprek indien de ouders dit zouden wensen.
“Ik kreeg de kans om mijn zoon te begeleiden bij het wassen of hem in bed te steken."
De toestroom van informatie bleek wel beperkter tijdens deze corona-crisis. Zo gaf een ouder aan geen zicht te hebben op de hulpverlening van de zoon tijdens de corona-crisis.
“Ik weet niet of hij contact had met de begeleiders. Maar ik denk het wel.”
Relationele continuïteit
Kinderen en jongeren
Binnen het gezin
De band met de gezinsleden zou volgens de jongeren over het algemeen verbeterd te zijn door de terugkeer naar huis. Gezinsleden ervoeren op elkaar te kunnen steunen.
Doordat de maatregelen versoepeld waren, kon de respondent terug werken als jobstudent. Het terug kunnen gaan werken, zorgde blijkbaar voor een verbetering van de onderlinge relaties.
“Het gaat beter thuis, ik ga opnieuw gaan werken na twee maanden thuis zitten. Dit zorgt voor een betere sfeer thuis."
Een jongere vertelde dat de band met het gezin veel verbeterd was sinds zijn terugkeer.
Doorheen dit interview werkten we met poppetjes om de afstand tussen personen visueel weer te geven.
Wanneer we polsten naar de band tussen het kind en de gezinsleden voor de corona-crisis en tijdens de corona-crisis, zien we dat het kind aangaf voor de corona-crisis dichter bij het gezin te staan.
Het kind gaf wel aan momenteel verward te zijn door de huidige gezinssituatie.
In sommige gezinnen deden er zich toch een aantal conflicten voor. Deze conflicten waren volgens de jongeren en hun gezinsleden echter altijd bespreekbaar en er kon aan conflicthantering binnen het gezin gedaan worden.
“We hebben tweemaal ruzie gehad. Hierover hebben we achteraf kunnen babbelen.”
Anderzijds gaf een jongere aan toch niet te weten hoe om te gaan met conflicten binnen het gezin.
Ook werd aangegeven dat het drukker was binnen het gezin doordat iedereen terug thuis was door de corona-maatregelen.
“Het was erg druk in ons gezin.”
Ondanks de conflicten stelden dat jongeren wel terecht te kunnen bij hun gezin, al werd er niet over alles gesproken.
“De volgende ochtend ben ik naar huis gekeerd. Heb ik me aan tafel gezet en heb ik erover gebabbeld met mama.”
“Het is soms te zien wat ik deel met mijn gezin, ik deel niet alles met hen.”
Met de context
In de gesprekken met de jongeren kwam het belang van de context minder sterk aan bod. De meesten ervoeren steun binnen het gezin en de hulpverlening, maar minder met hun context.
Ervaren steun door de context werd maar door één jongere aangegeven. Bij deze ene jongere stonden vooral de vrienden centraal.
“Mijn vriendin en mijn vier goede vrienden zijn belangrijk. Daar kan ik altijd terecht."
Vervolgens werd aangehaald dat één jongere het fysiek contact aangenamer vond dan het onlinecontact. Deze jongere kon ook het contact met zijn vrienden bewaren door veel in de open lucht met hen te gaan wandelen.
De jongere ervoer geen belemmering in het contact met zijn vrienden omwille van de corona-crisis.
“Ik heb geen belemmering in het contact met mijn vrienden ervaren. ik ben een grote wandelaar, net zoals mijn vrienden. Tijdens het wandelen konden we steeds bijpraten."
Met de hulpverlening
Alle jongeren gaven aan een blijvende band gehad te hebben met de hulpverleners tijdens de corona-crisis.
De meerderheid van de jongeren konden contact opnemen met de hulpverlener indien ze dit wensten.
Eén respondent gaf aan dat de band met de begeleiders minder sterk was sinds de corona-crisis.“Ik mocht kiezen wanneer ik belde naar de voorziening. Ook mocht ik kiezen wanneer ik terugging naar de leefgroep.”
Voor de meerderheid van de jongeren bracht de corona-crisis veranderingen in de hulpverlening te weeg. Het contact situeerde zich op online niveau, dit zorgde voor een verandering in de band en de communicatie. De jongeren konden hun begeleiders minder te zien en te horen, waardoor ze meer gericht waren op het gezin. Eén respondent vertelde slechts eenmaal contact gehad te hebben met de begeleider. Deze jongere ervoer een groot gemis van de begeleiding.
“ Ik heb maar één keer contact gehad met mijn begeleiders omwille van de corona-crisis.”
“Ik mis iedereen in de voorziening.”
Bij terugkomst naar de voorziening was er een grote verandering gebeurd voor één van de jongeren. Zonder medeweten van de jongere was er een begeleider weg uit de voorziening.
“Er was al veel veranderd toen ik terugkwam in de voorziening. Zo was er ondertussen een begeleider weg. Dit was een hele aanpassing voor mij, maar uiteindelijk lukte dit me wel.
Relationele continuïteit
Ouders
Binnen het gezin
De ouders ervoeren de terugkeer van de kinderen als positief en merken een verbetering in de emotionele betrokkenheid en de band met hun kinderen. Uit de interviews blijkt dat zowel de band met de vader als met de moeder positief benaderd wordt.
“Voor de corona-crisis had ik een negatievere kijk op mijn zoon. Dankzij de terugkomst van mijn zoon in ons gezin, heb ik ingezien dat hij lief kan zijn en veel liefde kan geven.”
Uit de interviews met de ouders bleek dat er tijdens de terugkeer van de jongere naar de thuiscontext meer conflicten en spanningen ontstonden binnen het gezin. Er werd wel aangegeven dat bepaalde ouders aan zelfstandige conflicthantering deden binnen het gezin.
“Er zijn meer conflicten dan voorheen. We hebben een oplossing gevonden voor deze conflicten. Wanneer we frustraties opmerken, besluiten we om de twee broers te splitsen. Dan gaat Sander naar Bea (zijn zus) en blijft Brecht bij mij."
Met de context
De meerderheid van de ouders vertelden dat ze een stevig netwerk hebben waar ze op konden terugvallen en steun van kregen. Deze hielpen de gezinnen ondanks de lockdown... in de opvang van de jongere.
“Hij is al veel bij mij moeder blijven slapen. Overdag als ik ben gaan werken kan hij ook naar daar. Zij helpt mee met het huiswerk.”
“Ik krijg enorm veel steun van de stiefmoeder van mijn tweede zoon. Wij kennen elkaar lang.”
Een enkele ouder gaf aan dat ze alleen moest instaan voor de opvoeding van de kinderen tijdens deze corona-crisis.
“Niemand heeft mij geholpen.”
Een deel van de ouders wees aan het moeilijk te hebben met de opgelegde maatregelen in verband met fysiek sociaal contact omwille van de corona-crisis. Ze misten het face-to-face contact en de online vorm van sociaal contact verloopt moeilijker.
“Het is niet evident om af te spreken met mijn vrienden. Dat mis ik wel. Ik mis het face-to-face contact. Een babbeltje deed me veel deugd. Nu gebeurt het contact vooral online.”
Uit de interviews kwam naar voren dat het andere deel van de ouders hun netwerk nog evenveel zag als voor de corona-crisis en hieromtrent geen problemen te hebben ervaren.
“Het contact is niet veranderd, ik ben mijn vrienden altijd blijven zien.”
Met de hulpverlening
Uit de interviews blijkt dat de hulpverlening steeds beschikbaar was. Niet alle ouders maakten hier echter evenveel gebruik van.
“Wanneer er iets is, mag ik de begeleiders steeds contacteren. Aangezien alles goed verloopt, heb ik deze hulp niet nodig. Wanneer het toch zou mislopen, kan mijn zoon terug naar de voorziening.”
“Als ik ruzie met hem zou gehad hebben, bel ik naar de voorziening. Ik zou dan gezegd hebben wat er gebeurd is en ik zou vragen of hij terug naar de voorziening mag.”
Maar de ouders gaven ook aan dat het contact met deze hulpverlening anders verliep. Omwille van de corona-crisis moest alles digitaal verlopen, dit was helemaal anders dan het face-to-face contact.
“Er is niet veel contact hé en alles is via telefoon, dat is wel saai.”
“Het is al een tijdje geleden dat ik de begeleiders gezien heb. Op gesprek gaan doet me veel deugd. Ik heb dat veel liever dan via telefoon.”
Er werd bovendien vastgesteld dat er steeds een goede band was met de hulpverleners. De ouders ervoeren het als positief om erkenning te krijgen van de hulpverleners.
“De begeleiders komen naar mij en ze zeggen dat mijn zoon goed kan koken en poetsen. Dat doet deugd om te horen.”
Verder bleek uit de interviews dat de voorzieningen betrokken bleven bij de leefwereld van de kinderen en hun ouders.
“De begeleiders stelden veel vragen: Hoe het was op school en hoe zijn resultaten waren..."
Aanbevelingen
Op basis van de resultaten en de conclusies vanuit de interviews, heeft de bachelorproefgroep een aantal aanbevelingen opgesteld. Deze aanbevelingen hebben als doel om de hulpverlening optimaal te laten inzetten op relationele continuïteit en participatie. Dit met alle actoren binnen het hulpverleningstraject. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de noden in de hulpverlening die de respondenten hebben genoemd tijdens de afname van de interviews.
1Participatie van de jongere
Uit de interviews met de jongeren bleek dat er weinig tot geen betrokkenheid was in de beslissing van de terugkeer naar de thuiscontext. De meerderheid van de jongeren geeft aan niet gehoord te worden in deze beslissing.
Wij raden de voorzieningen aan om meer in te zetten op de mening en de inbreng van de jongere bij belangrijke beslissingen. De jongere is namelijk een expert in zijn eigen traject.
2Participatie van de ouders
De ouders gaven aan wel voldoende participatie te hebben ervaren in de terugkeer van de kinderen en jongeren naar de thuiscontext. Onze boodschap naar de voorzieningen is dan ook om hier blijvend aandachtig voor te zijn. Voldoende betrokkenheid van de ouders heeft immers ook een positief effect op de efficiëntie van de hulpverlening. De inbreng van ouders kan zeer waardevol zijn en wordt snel over het hoofd gezien.
3Relationele continuïteit tussen de gezinsleden
We merken een positief effect op de band tussen de gezinsleden, wanneer de jongere zich in zijn eigen thuiscontext bevindt. De ouders ervaren de terugkeer van de kinderen als positief en merken een verbetering in de emotionele betrokkenheid en de band met hun kinderen. De beslissing omtrent de terugkeer van de jongere naar de thuiscontext werd weloverwogen genomen. De bachelorproefgroep merkte uit de interviews dat de band met de gezinsleden sterker werd in de gevallen dat de jongere in zijn of haar thuiscontext kon verblijven. Daarom zou een aanbeveling kunnen zijn om het belang van de band tussen de gezinnen steeds mee te blijven nemen in deze beslissingsmomenten.
4Context
De context speelt ook een bepalende rol in het traject van de jongere. De jongeren benoemden deze echter niet vaak als steunfiguren tijdens deze corona-crisis. Wij maken de bedenking dat het gezin en de hulpverlening voldoende steun boden op het moment dat de jongere terug keerde naar de thuiscontext. Ze gaven aan dat hun context, vrienden en familie, wel belangrijk zijn, maar op dit moment niet vaak aan bod komen.
Een mogelijke aanbeveling naar de organisaties toe is om na te gaan als de context een belangrijke functie heeft in het leven van de jongere. Indien dit het geval is, hierop inzetten wanneer nodig. Dit door bijvoorbeeld de jongere te stimuleren om met zijn context in contact te blijven, rekening houdend met de opgelegde maatregelen van de overheid.
5Vaste contactmomenten
Uit de literatuur blijkt dat continuïteit zorgt voor een vaste structuur die een gevoel van veiligheid en erkenning biedt. Tijdens de corona-crisis en de onverwachte veranderingen in hun traject zullen deze jongeren ook nood hebben aan deze structuur.
Daarom hebben wij als aanbeveling voor de organisaties om vaste contactmomenten met de jongere vast te leggen. Deze vaste momenten geven de jongere een gevoel van vertrouwdheid en structuur.
6Ondersteuning vanuit de hulpverlening aan de ouders
De ouders gaven aan dat de hulpverlening steeds beschikbaar was tijdens de corona-crisis, maar de meesten maakten hier geen gebruik van.
Onze aanbeveling naar de organisaties is om blijvend een hulpverlener/begeleider/contactpersoon ter beschikking te stellen, voor het geval dat de ouders nood zouden hebben aan ondersteuning. In de eerste plaats kunnen de ouders hun ouderlijk gezag terug uitoefenen, maar hierbij kunnen ze terugvallen op een persoon die hen kan ondersteunen tijdens crisismomenten.
7Algemene aanpak
Op basis van onze resultaten kunnen we besluiten dat er geen algemeen geldende aanpak is betreffende participatie en relationele continuïteit over de verschillende organisaties heen. De mate van participatie en relationele continuïteit verschilt binnen elke voorziening.
Onze aanbeveling naar de organisaties toe is dan ook om een algemene aanpak en visie op te stellen op vlak van het integreren van participatie en relationele continuïteit binnen de organisaties. Eventueel kan er ook een algemeen geldend plan van aanpak worden opgesteld voor indien er zich nog eens een crisis zou voordoen. Hierbij moet dan zeker aan bod komen hoe ze de participatie en de relationele continuïteit tijdens deze crisis voldoende kunnen voortzetten.
Suggesties voor verdere proefontwikkeling
Het voornaamste doel van ons project is om de relationele continuïteit en participatie onder de aandacht te brengen. De werkgroep continuïteit en Toegang meent dat deze aspecten veel te weinig aan bod komen tijdens de hulpverlening. In ons onderzoek komt de beleving van de respondenten naar voor en hopen wij zo het belang van participatie en relationele continuïteit te benadrukken opdat hulpverleners hier warm voor zouden worden om deze aspecten te integreren in hun hulpverleningstraject.
Een aanbeveling van ons naar verdere proefontwikkeling zou dus zijn dat er verdiepend onderzoek zou moeten verricht worden omtrent de participatie en relationele continuïteit. In ons project komt het belang van deze aspecten voor de respondenten aan bod, maar ons onderzoek was kleinschalig. Ons onderzoek zou dus best herhaald worden met een grotere groep respondenten. We zouden ook voorstellen om onderzoek naar participatie en relationele continuïteit te doen buiten een crisisperiode, aangezien dit toch belangrijke thema’s vormen binnen de hulpverlening.
Met dank aan
In eerste instantie willen we de kinderen, jongeren en hun ouders bedanken die meewerkten aan dit onderzoek.
Vervolgens willen we de voorzieningen bedanken die ons in contact hebben gebracht met de respondenten.
Als laatste bedanken we de werkgroep continuïteit voor hun ondersteunende feedback.
Nuttige Links
Copyright © 2019 - Proudly built with Strikingly